Oranjebitter door Hans Bogers
Nu onze Koning, Zijne Majesteit Willem-Alexander zo openhartig is geweest in het gesprek, dat hij had met Wilfired de Jong, kan ik voor deze gelegenheid ook wel even uit de kast komen. De drankkast wel te verstaan, of nog beter gezegd de likeurkast. Het eerste likeurtje, dat ik nuttigde was een glaasje witte Vermouth, dat in de kringen waarin ik me toen af en toe ophield, ook wel stroop werd genoemd. Een benaming, die het drankje wegens de stroperigheid ervan zeker recht deed. Verder beperkte ik me in die jaren tot een enkel biertje en bleven de sterke dranken buiten mijn gezichtsveld. Het echte alcoholische werk kwam later pas, toen ik mij zo’n beetje aan het ouderlijk gezag, of liever aan het ouderlijk toezicht had ontworsteld. Dat was een proces, dat via de Nederlandse Politie Academie uiteindelijk leidde tot af en toe een glaasje wijn, een sambuccaatje, heel, heel zelden een glaasje calvados en soms een glaasje port vergezeld van een kaasplankje. Ik kan wat betreft mijn alcoholconsumptie in de context van deze column helaas niet uitputtend zijn: een A-viertje is daar voor natuurlijk veel te kort, maar over een drankje, dat ik maar één keer in mijn leven tot mij heb genomen en waar ik tot op de dag van vandaag nog de gevolgen van ondervind, in de zin, dat ik er zo af en toe nog stil bij sta, daar wil ik het nog wel even over hebben. En dat drankje is zoals de titel van deze column al vermeldt: Oranjebitter. Het was in de tijd, dat Willem-Alexander nog maar nauwelijks bestond, en dat Koninginnedag op 30 april werd gevierd. En het was ook in een tijd, dat ik voor mijn doen serieus met voetbal bezig was. Ik voetbalde bij de Alphense Racing Club, waar ik het ooit heb gebracht tot, eenmalig, reserve van het Eerste. Een verhaal apart, maar daar heb ik het misschien later nog wel eens over. Maar goed hoe het precies kwam, dat weet ik niet meer, maar op die dertigste april belandde ik met een stel ploeggenoten in het huis van een teamleider van wie de naam me jammer genoeg ontschoten is, al zie ik hem nog zo voor me. We hadden kennelijk goede zin daar in de Brittenruststraat en het was vast erg gezellig. Onze teamleider betoonde zich een goed gastheer en schonk ons ter gelegenheid van Koninginnedag en ter verhoging van de gezelligheid een glaasje Oranjebitter en nog één en nog één en waarschijnlijk nog één, maar ik moet, onervaren als ik was in likeurgebruik, al snel de tel zijn kwijt geraakt. Hoe ik na afloop van deze wel heel bijzondere Koninginnedag thuis ben gekomen, dat weet ik niet, maar mijn kennismaking met Oranjebitter die zal ik nooit, maar dan ook nooit meer, vergeten. Het was een onvergetelijke, bepaald niet bittere, welhaast zoete ervaring, die tot op zekere hoogte altijd de band tussen mij en Oranje zal blijven vormen.