Spring maar achterop door Hans Bogers
Ik ben nou niet bepaald een handig mens moet ik eerlijk bekennen. Niet dat ik twee linkerhanden, of vanuit linkshandig oogpunt bezien, twee rechterhanden heb, maar het vermogen om iets zelf te scheppen of te repareren heb ik nooit echt ontwikkeld, waardoor ik, en de mensen die mij kennen weten dat, waardoor ik in veel met name praktische opzichten van anderen afhankelijk ben. Dat is allemaal te verklaren uit het feit, dat ik persoonlijk het altijd prettig vond, dat mensen iets voordeden en ik mezelf wijsmaakte, dat anderen het ook wel erg prettig vonden om dingen voor te doen.
En daarnaast is het ook zo, dat ik mijn jeugd doorbracht in een milieu, waarin heel veel al voor je gedaan werd. Niet, dat ik met een gouden paplepel ben opgevoed, maar toch. Als mijn fiets een lekke band had ging hij naar Belder, de fietsenmaker. En zo kwam deze Jan Splinter door de Winter. Het gemak diende nou eenmaal de mens. Maar een enkele keer kwam het voor, dat ik genoodzaakt was om zelf initiatieven te nemen die toch wel wat vaardigheden van mij vereisten. Het was in de tijd, dat ik de eerste stappen zette op het pad van de liefde. Dat stelde natuurlijk allemaal niet zoveel voor, maar er werden steeds meer feestjes gegeven, waarbij het gewenst was, dat je een meisje meenam. Dat hoefde niet perse jé meisje te zijn en het kwam zelfs voor, dat er een partner voor je was uitgezocht om het aantal feestvierders op een even aantal te brengen, evenwichtig verdeeld over meisjes en jongens. Niet echt uitgesproken, maar toch, het was wel de bedoeling, dat je aan zo’n feestje, als je nog niet voorzien was, een relatie overhield. Omdat in die tijd het bezit van een brommer, laat staan een auto niet aan de orde was, werden de meeste vriendinnetjes op de fiets naar huis gebracht. Om je contacten te verdiepen en het nuttige met het aangename te verenigen was het dan ook beter, dat je fiets niet voorzien was van een bagagedrager, zodat je vriendinnetjes voorop moest zitten. En zo leerde ik ter voorbereiding op mijn feestjes, zonder hulp van de fietsenmaker, de bagagedrager van mijn fiets te verwijderen, om zo mijn kansen op het grote geluk te vergroten. De laatste keer, dat ik zo een jonge dame vervoerde, moet in 1967 zijn geweest. En sinds die tijd heeft nooit meer een vriendinnetje voor of achterop de fiets met me meegereden. Tot afgelopen zondag, toen ik vanwege niet goed functionerende voeten genoodzaakt was onze wekelijks wandeling per fiets te volbrengen. Omdat de wandeling langer was dan gepland , vroeg Marijke of ze het laatste stukje achterop mocht. En dat was na vijftig jaar, weliswaar wat wiebelig, maar toch een feest van herkenning. Een onvergetelijk moment, en voor ons gezamenlijk de eerste keer, dat er kennelijk toch ooit nog eens van moest komen.