Annie Versluis door Hans Bogers
Zoals de meeste mensen, die mij kennen, wel weten, ben ik een groot liefhebber van patates frites in diverse uitvoeringen. Maar hóe belangrijk de rol van een patatje in mijn leven is, dat zullen maar weinigen écht kunnen bevroeden. Ik kan me niet meer precies voor de geest halen wanneer ik mijn eerste frietje heb genuttigd, maar ik kan me niet voorstellen, dat er in mijn leven ooit een patatloze periode is geweest.
Ik gebruik voor deze column overigens de begrippen patat, friet en patates frites, door elkaar heen, ook al heb ik me ooit wijs laten maken, dat ze wezenlijk van elkaar verschillen. Van die discussie wil gewoon af zijn, omdat het mij hier niet gaat om definities maar om de gevoelsmatige betekenis. Hoe je het ook noemt, het is gewoon lekker.
O, ik kan uren vertellen over patatjes en de momenten van consumptie. Over de patatzaak van Boerenboom in Utrecht. Over de patatten van Jan Geel, Ruud van der Meer en cafetaria Sluis in Alphen aan den Rijn en al die andere locaties, verspreid over heel Nederland waar ik mij overgegeven heb aan vooral patat met mayonaise, maar ook patatjes oorlog en dat soort uitwassen. Patat was en is voor mij immer situationeel gebonden. Patat is niet gewoon een kwestie van nuttigen alleen, maar een welhaast sociaal gebeuren. Ja meer nog: zelfs jaargetijden en weersomstandigheden spelen een rol. Misschien kan niemand zich daar een voorstelling van maken, maar mijn allergrootste, meest indringende en nooit meer te vergeten patatmoment heb ik meegemaakt in Alphen aan den Rijn.
Op een mistige, donkere, miezerige, troosteloze herfstavond.
Het was met Annie Versluis, de jongere zus van Gijs Versluis, die vaak bij ons oppaste, en de oudere zus van Greetje, die bij mij op de Da Costaschool in de klas zat. We liepen door de donkere eenzame en vooral druilerige straten van Alphen naar Annies huis in de Coornhertstraat. Ik zal een jaar of tien zijn geweest, maar of Annie mij op dat frietje had getrakteerd, waar we het gekocht hebben en of Annie zelf ook een zakje had gekocht, dat weet ik allemaal niet meer. Maar ik weet wel, dat ik lang heb lopen genieten van dat het puntzakje, dat maar niet op leek te raken en dat mijn vingers en de frietjes steeds kouder werden. Ik kreeg bij het naderen van de Coornhertstraat meer en meer moeite de steeds kleiner wordende stukjes met mijn door de mayonaise glad geworden en verstijfde vingers uit de onderste punt op te diepen, maar dat ik alles heb op gegeten, dat lijdt geen twijfel.
Wat zou ik er veel voor over hebben, om die wandeling nog een keertje met Annie te maken en dit sublieme moment nog één maal te beleven.