Haar laatste preek door Hans Bogers
Ook al kom ik uit een domineesmilieu, gelovig ben ik niet. Zeker niet in de zin van gelovig, al kan enige goedgelovigheid mij niet ontzegd worden, maar ongelovig ben ik eigenlijk ook niet. Zeker niet in de zin van ongelovig. Nee, enige religieuze inslag kan mij toch ook niet ontzegd worden. Daarvoor is de invloed, die geloof en religie op mij in mijn jongste jeugd en eigenlijk ook in mijn leven daarna, gehad hebben, te groot geweest. Ik ben als het ware met de paplepel van geloof en religie opgevoed en ook al denk ik, dat ik mij aan die soms knellende druk ontworsteld heb, ik weet dat dat niet helemaal waar is. Nou is ontworstelen een woord, dat de lading niet volledig dekt, want de verwijdering van het geloof is voor mij meer een geleidelijk proces geweest. Een proces van afscheid nemen, met af en toe een versnelling. Maar wel een proces, dat mij niet onberoerd laat. Ja dat ik soms zelfs betreur. Niet voor niets is een verzoeknummer, dat op mijn begrafenislijstje met stip staat genoteerd die geweldige bas aria uit de Mattheuspassion :’Gib mir meinen Jesum wieder’. Voor mij de verwoording van het verlangen naar het onvoorwaardelijke geloof van mijn kinderjaren. Een geloof zonder kritische kanttekeningen.
Maar het ‘Stil maar wacht maar’ of ‘Wandel maar stillekens achter mij aan’. Nee dat kan ik niet meer opbrengen. Daarvoor is mijn verzet, mijn opstandigheid, te groot.
Toch hebben dat verzet en die opstandigheid niet geleid tot een definitief afscheid. Integendeel er zijn momenten, dat ik toch iets voel van die kinderlijke onbevangenheid. Een gevoel van overgave. Niet muggenziftend op alle geformuleerde slakken zout leggen. Niet alles in twijfel trekken, maar gewoon luisteren, gewoon meedoen. Niet een strijdbare houding aannemen. Niet de barricaden op willen gaan. Voorbijgaan aan woorden als geloof, woorden als religie.
Maar zo’n houding kan niet op zichzelf bestaan. Daar is meer voor nodig. Daar heb je iemand voor nodig, die meer doet dan alleen maar obligate opendeurderige verhalen vertellen. Die je zo aanspreekt, dat elke barricade, die je zou willen opwerpen op voorhand geslecht wordt.
Afgelopen zondag was ik in het dorp, waar ik ben opgegroeid om daar een kerkdienst bij te wonen, waarin mijn lieve zus voor het laatst zou optreden. Voor zou gaan, in kerkelijke termen. Inhoudelijk leiding zou geven aan een godsdienstige viering. Preken ook. En het zal mij een biet wezen of de bijbeltekst Gods Woord is of niet: haar uitleg van het verhaal van het gevecht, dat aartsvader Jakob voerde met God aan de rivier de Jabbok, dat raakte mij. Die worsteling die symbool staat voor alle worstelingen, groot en klein, die wij mensen in ons leven hebben, die herkende ik. Worstelingen, die we misschien anders benoemen, maar waar geen mens aan kan ontkomen.
Dat was Jacqueline’s laatste preek. Een persoonlijk bekentenis over haar worsteling. Waardiger kan een afscheid niet zijn.