Gele Hesjes en de Voedselbank door Hans Bogers
Om een beginnetje te maken met deze column, moet ik putten uit een ver verleden. Het was in de tijd dat Freek en Bram samen nog het duo Neerlands Hoop in Bange Dagen vormden. Vele conferences en liedjes zijn me van dit illustere duo bijgebleven en met enige trots koester ik een groot aantal LP’s waarop ze te horen zijn. Van één conference herinner ik me alleen nog, dat Freek een gesprek speelde met een werkende jongere. Enigszins denigrerende zette hij de jongere neer als een onmondige,stoethaspelende figuur, die niet uit zijn woorden kon komen. Wat voor Freek kennelijk betekende, dat hij dus ook niets te zeggen had. Met zijn parodie op de werkende jongeren had hij natuurlijk de lachers op zijn hand. Maar het is deze misvatting te denken, dat iemand niets te zeggen heeft als hij niet welbespraakt is; dat een mens geen problemen heeft als hij niet uit zijn je woorden kan komen. Een misvatting die bij de discussie over de Gele Hesjes weer helemaal is opgelaaid.
De Gele Hesjes dragers worden belachelijk gemaakt, omdat ze niet duidelijk kunnen maken, wat ze dwars zit. Ze worden verbaal met de grond gelijk gemaakt en geminacht, want “Ze weten niet wat ze willen.”
Toch treffen de Gele Hesjes het midden van de roos. Zij zijn de uiting van de onmacht, de wanhoop. Ze schreeuwen het uit van een verstikkende machteloosheid. Een uitschreeuwen, dat zelfs leidt tot geweld, het ultieme bewijs van die onmacht. Een onmacht, die je ervaart als je op televisie documentaires ziet als : “Hoe de rijken leven; Hoe de Rijken in de armste Afrikaanse landen met hun onvoorstelbare rijkdom omgaan; Hoe rijke kinderen zich vermaken; Hoe een superrijke president van een zogenaamde democratie, zich in vier jaar tijd schaamteloos mag verrijken, om na verloop van die termijn verder te gaan genieten van zijn goddeloze rijkdom.
Dat geweld van de machtelozen is overigens van alle tijden. Plunderen, vernielen en brandstichten is niets nieuws. Net zoals onmacht niets nieuws is. Maar niet de regeringen, de staten, zijn de oorzaak van de machteloze wanhoop. Dat mochten ze willen. Nee als het puntje bij het paaltje komt zijn democratie en ethiek alleen maar loze woorden. De mammon van het grote geld, die is alles overheersend.
En ja, dichter JC Bloem, wat blijft dan de machteloze tussen nu en straks en toen? Het onaanvaardbare te aanvaarden en het zwijgen ertoe doen? Of toch iets doen om het leed van de meest machteloze mensen te verzachten en ze bijvoorbeeld te helpen met de voedselbank. Van de superrijken hoeven we het niet te verwachten en ook niet van de democratie of de rechtsstaat hoeven we het ook niet te verwachten, want dat zijn alleen maar speeltjes voor als het goed gaat. Een zoethoudertje. Maar als het puntje bij het paaltje komt lijkt de voedselbank de laatste eerlijke strohalm te zijn.