De Torenman door Hans Bogers
Eén van mijn favoriete nummers werd geschreven door Aart Keizer. Het is het verhaal van een illustere Steenwijker, de Torenman, die woonde en leefde in de toren van de Grote of Sint Clemenskerk. In de toren! Niet in de kerk! Dit op de werkelijkheid berustende verhaal, werd getoonzet door de onvolprezen Gerard Rutger Buisman. Ik speel dat liedje regelmatig met veel plezier en het is , vanwege het vrij eenvoudige akkoordenschema, de basis voor heel wat improvisaties. Maar ook de tekst weet mij nog steeds te beroeren. De Torenman. De beschermer van de Steenwieker Toor’n. De beschermer van Steenwijk. Dankzij hem is Steenwijk voor heel wat rampspoeden gespaard gebleven. En waar de Steenwijkers weglopen met ene Johan van den Kornput, daar zouden ze juist deze bijzondere man de eer moeten geven, die hij verdient. In Frankrijk wisten ze hem wel op zijn juiste waarde te schatten en was hij voor Victor Hugo aanleiding voor het beroemde sprookje van Quasimodo. Een sprookje inderdaad, want als Quasi echt had bestaan dan was het toch anders afgelopen met de Notre Dame een paar maanden geleden. De naam van de Torenman heeft in de loop van de tijden heel wat veranderingen ondergaan. Van de redder van Steenwijk, tot een goedmoedige dan wel goedaardige gek, met allerlei andere benamingen daar nog tussendoor. En zo doen wij dat vaker met namen en definities. Om de een of andere reden hebben wij de behoefte steeds weer nieuwe namen te bedenken voor iets, dat al eeuwenlang hetzelfde is. Het is zou iets als een probleem oplossen door de definitie van dat probleem te veranderen. En daar zijn wij heel sterk in geworden. Elk probleem is op te lossen als we het op stiekeme manier helemaal of gedeeltelijk anders gaan noemen. Hoe simpel kan het zijn. Neem nou bijvoorbeeld de dorpsgek van vroeger. Die bestaat niet meer as such. ‘Gek’ is tegenwoordig hooguit een beetje raar. Afwijkend van wat we normaal vinden. De ouderwetse gek is verworden tot een verward persoon. Een formulering, waarin we ons overigens enige tijd best in hebben kunnen vinden. Totdat, totdat iemand in zijn of haar grote wijsheid tot de conclusie kwam, dat een persoon as such niet verward kon zijn. Niet hij of zij was verward, maar het gedrag. De verwarde persoon werd dus een persoon met verward gedrag. Die gek deed, maar niet gek was. Ik zat over deze woord- dan wel begripsverandering wat na te denken (soms heb ik niets om handen) toen ik mij realiseerde, dat ook die omschrijving niet de juiste was en na lang gepeins kwam ik tot de conclusie, dat de enig juiste benaming moest zijn: “Een persoon wiens gedrag óns in verwarring brengt.” In wat voor levensbeschouwing deze opvatting past, daar ben ik nog niet uit, maar het betekent in ieder geval, dat het aan jezelf ligt en niet aan de ander. Of anders gezegd: Iedereen is normaal behalve jezelf. Een leuke gedachte, waar ik voorlopig nog wel mee vooruit kan. En de Torenman? Ach die denkt daar het zijne van. Die luidt de klok wel als het nodig is. Als wij hem maar blijven horen!