Een Corona coupe door Hans Bogers
Ik ben geen ziener, geen profeet, geen voorspeller, geen waarzegger of iemand, die in de toekomst kan kijken en de door hem aanschouwde vergezichten weet om te zetten in een voor de gewone mens begrijpelijke taal. Nee dat ben ik geenszins en mocht ik die ambitie gehad hebben, soms opgedrongen in de zogenaamde beoordelingsgesprekken, die ik ooit, in mijn werkzame leven, moest ondergaan met de vraag: “Waar denk je over 10 jaar te staan?”, dan heeft dat nergens toe geleid. Toch durf ik wel te voorspellen, dat er zich nooit een zogenaamde anderhalve meter economie zal ontwikkelen. Dat is ten ene male onmogelijk. O, zeker we zullen het gaan proberen, maar het zal er nooit echt van komen. Andere oplossingen zullen er in de toekomst gevonden gaan worden. Welke? Dat ligt in de schoot van de toekomst verborgen.
Maar, er is nog iets, waar ik ook een korte termijn profetie aan durf te wagen: mijn toekomstige haardracht. Dat wordt een wilde haardos. Ik heb nooit zo stil gestaan bij mijn haartooi, maar nu ik niet meer in de spiegel van de kapper mag kijken, nu is ook mijn haar onderwerp van contemplatie geworden. Een mens weet pas wat hij mist als de kapper er niet meer is. Een gemis wat mij dus aan het denken heeft gezet. Want wat betekende ‘haar’ bijvoorbeeld in mijn diverse levensfasen? Heeft ‘haar’ ooit betekenis gehad? Als kleuter had ik, naar ik mij heb laten vertellen, een mooie krullenkop. Het maakte mij een schattig mannetje en die krullen mochten gedurende het begin van die kleutertijd best mijn hoofd sieren. Maar daar kwam verandering toen ik naar de kleuterschool toe ging. Mijn haar werd kapsel en moest daartoe gefatsoeneerd worden. Kort gehouden dus. Weg krullen. En kort bleef het, tot aan mijn turbulente puberteit. De tijd van the Kinks, Spencer Davis, the Animals en the Beatles. De tijd van verzet. De tijd van mijn eerste bandje Just A Little Bit… Toen moest het haar groeien als teken van verzet. Mijn favoriet coupe was die à la Ray Davis van de Kinks, zo’n gordijntje met een korte scheiding aan de voorkant. Ik was trots op die coupe en niet alleen als symbool van opstandigheid. Dat mijn haardracht daarna, tijdens mijn werkzame tijd bij de politie tot minimale proporties werd teruggebracht was bijna van vanzelfsprekend. Lang haar paste een politieman nu eenmaal niet. En toen het kon, hoefde het voor mij niet meer. Na mijn werkzame periode liet ik mijn haar weer enigszins de vrije loop. En nu, nu ik dus niet meer in de spiegel van de kapper mag kijken gaan alle remmen los, en op wat voor stijl dat uit zal gaan lopen, dat weet ik niet precies. Een coupe à la Catweazle? Een coupe à la Einstein. Ik houd het maar op een coupe Corona en ik zal wel zien waar dat toe leidt.
Column terugluisteren? Klik hier