De zonnebril door Hans Bogers
De schrijfwijze van de titel van deze column alleen al heeft me de nodige hoofdbrekens gekost. Is het nou zonnebril of zonnenbril? Voor beide is wel wat te zeggen, vind ik. Zonnebril, zonder derde N, schrijf je volgens het boekje, want er is maar één zon, die de aarde op gang houdt, maar zonnenbril, mét een derde N, is ook goed als je ervan uitgaat, dat je die bril gebruikt om te kunnen zonnen. Maar goed, dit semantisch getheoretiseer is voor deze column niet echt van belang en ik wil dat daarom verder maar laten voor wat het is.
De zonnebril dus.
Sinds ik een paar maanden geleden twee nieuwe ooglenzen aangemeten heb gekregen, vakkundig geïmplanteerd door een deskundige oogarts, lijkt het zonlicht veel helderder, scherper, te zijn geworden. Zozeer zelfs, dat ik er niet onder uitkom zo af en toe een zonnebril te gebruiken. Ik heb zelfs overwogen een nieuw modern exemplaar aan te schaffen, toen me te binnen schoot, dat ik er ergens nog eentje had liggen. En na enig zoeken, jawel hoor: daar vond ik hem een prachtige zonnebril. Stoffig, maar met een verhaal. Een verhaal, dat ik nu met u ga delen, al wil ik dat woord delen, liever niet te vaak gebruiken, want ik vind het een rotwoord wanneer gebruikt in de zin van het delen van gedachten of ideeën.
Het was op een warme dag in de zomer van 1975, in de tijd, dat ik als agent van de geüniformeerde dienst, werkzaam was bij de gemeentepolitie van Gouda. Belast met VS: dat is voetgangerssurveillance in de binnenstad van Gouda. Zo’n beetje kuieren over de Kleiweg en De Markt. Zoals gezegd: het was warm en de zon scheen uitbundig. Zo uitbundig zelfs, dat ik me genoodzaakt zag een zonnebril aan te schaffen. Winkels zat, dus dat was geen probleem. Tegen de regels in, dat wel, want in uniform gekleed, ging ik een drogisterij binnen en kocht daar een spectaculaire zonnebril, waarmee ik mijn voetsurveillance met enig trots voortzette. Complimenten kreeg ik niet van het winkelend publiek, maar toch voelde ik, dat er met bewondering naar mij en mijn schitterende zonwerende gezichtsverfraaiing werd gekeken. Teruggekomen op het bureau aan de Houtmansgracht, na mijn twee uur durende voetsurveillance, verborg ik het pas gekochte kleinood zo snel mogelijk in mijn kastje, om te voorkomen, dat ik vragen zou krijgen over het doen van persoonlijke boodschappen in diensttijd. Of erger nog, want een rapportje over een dergelijke wandaad had je in die tijd zomaar aan je broek. En dat is tegenwoordig wel anders trouwens, want met grote regelmaat zie je in vol ornaat uitgedoste dienders boodschappen doen bij de plaatselijke grutter aan de Paardenmarkt (of is het Paardemarkt). Tegenwoordig geen probleem kennelijk en als bijkomend effect geeft dat het winkelend publiek vast een veilig gevoel tussen de schappen.
Ik heb die zonnebril na die ene keer in de Goudse binnenstad niet zo vaak meer gebruikt, een keertje tijdens een weekend in Catzand met het PC Hijsteam, maar dat was het dan ook, tot ik hem noodgedwongen vorige week van stal haalde dus.
En wat schetste mijn verbazing toen ik het ene na het andere complimentje kreeg over deze prachtige vijfenveertig jaar oude RETROÂ zonnebril.
Mooi man!