Kumbha Mela door Hans Bogers
Ieder mens heeft het onvervreemdbare recht de godheid van zijn voorkeur te dienen. Een wie ben ik om aan dat onvervreemdbare recht ook maar iets af te doen. Sterker nog: religiositeit is mij met de paplepel ingegoten en een deel van mijn wezen geworden, ondanks alle rationalisaties en bedenkingen. Het doet mij denken aan de tekst van Abel Herzberg over het onverklaarbare:
Zoals er mensen zijn, die zingen, niet omdat zij het willen, maar omdat een stem in hen oprijst. Zo zijn er ook mensen, die geloven, niet uit angst en uit hoop op beloning, maar omdat zij krachtens hun wezen niet anders kunnen.”
Zou ik dan geen respect moeten hebben voor al die andere geloven en anders gelovigen in hun waarde laten? Natuurlijk niet. Sterker nog, mijn paplepelgeloof leert zoiets als naastenliefde, die voor sommigen zelfs een volledige zelfopoffering betekent. En toch zijn er momenten, dat het mij lijkt een grens te hebben bereikt en voel ik me als de broer van de verloren zoon uit die onbegrijpelijke metafoor van de verloren zoon.
Met een vraag als: “Hoe ver moet ik gaan met naastenliefde? Moet ik religies respecteren, die tot dood en verderf leiden?” En dan denk ik niet aan die religies, die het ombrengen van andersdenkenden op hun menu hebben staan, integendeel, nee dan denk ik in dit geval aan een religie, die ik altijd ( ten onrechte) als zachtaardig en menselijk heb gedacht. Maar om het niet al te moeilijk te maken (voor mezelf) gewoon maar even concreet: Op een bijzondere dag, de Nieuwe Maandag in januari, nemen in India tientallen miljoenen Hindoes een duik in onder andere de Ganges om hun zonden weg te wassen en verlost te worden van de cyclus van geboorte en dood. Met de door een parlementslid geformuleerde onderliggende gedachte, dat geloof in God de angst voor het corona virus zal overwinnen. Een ritueel overigens dat wat weg heeft van het ritueel van de heilige doop. “Doe dat nou niet deze keer”, waarschuwde bijna de hele wereld. Vergeefs.
Het symbool van de zoektocht naar kennis, de Kumbha Mela moest en zou gewoon doorgaan. Net zoals de massale politieke bijeenkomsten overigens.
Het oorzakelijk verband tussen deze massale wassing en de uitbraak van een onvoorstelbare coronagolf is natuurlijk niet te bewijzen, maar feit is, dat het lijden in India, de dood en het verderf niet te bevatten is. Met als onvermijdbaar gevolg de roep om hulp, vervat in de cijfers 555 als gevolg.
In de wetenschap, dat geen enkele bijdrage ooit bij de ‘onaanraakbaren’ terecht zal komen, dat India geen cent zal bezuinigen op het nucleaire programma, dat het niet onvoorstelbaar is dat ze binnenkort ook een raket naar Mars zullen sturen en dat de aan het coronadrama verdiende winst toch weer terecht zal komen bij de superrijken:
“Noem mij één reden om een bijdrage te leveren aan 555!”
Ik zou het niet weten.
Nou die ene misschien, van Abel Herzberg, die niet te verklaren is.