Spaar hem niet door Hans Bogers
Spaar hem niet stond er in de brief, die mijn oma aan mijn vader meegaf als hij ergens ging logeren en die hij aan de oom en tante bij wie hij ging logeren moest afgeven. Spaar hem niet. Hij moet niet het idee krijgen, dat hij zielig is. Dat is hij niet. Hij moet leren leven met twee kunstbenen, maar zielig is hij niet. Ook hij zal (wat een merkwaardige woordspeling) op eigen benen moeten staan. Mijn oma: Een harde vrouw? De moeder van Henk, Dik en Jantje, die maar een paar maanden leefde, de moeder van Hannes, die zestien jaar oud, stierf aan buikvliesontsteking; de moeder van Jan, mijn vader, vernoemd naar zijn overleden broertje. Een harde vrouw? Een vrouw, die als meisje de dood van drie broertjes moest meemaken? Een harde vrouw? De moeder van Jantje, die op zaterdag 18 november 1933 in Harlingen op een rangerende tram wilde springen. Missprong en in het Diaconessenziekenhuis in Leeuwarden wakker werd zonder benen. Niet zeuren zei de zuster, toen hij ontdekte, dat hij geen benen meer had en vreselijk moest huilen.
Nee spaar hem niet, niet pamperen of in de watten leggen, die jongen die tot aan het einde van zijn leven te kampen had met hoofdpijnen, die tussendoor z’n heup brak en niet in de ziekenauto paste, die ’s nachts, als onweer dreigde zijn benen ‘aandeed’. Mijn vader met wie ik een aller hevigst generatieconflict heb uitgevochten. Jan Bogers, die trouwde met de liefste vrouw, mijn moeder. Jan Bogers, die door alles heen gelukkig is geweest.
Een gedicht:
Een gil. Een schreeuw.
Van schrik
Van pijn
Op een allang niet meer bestaand station.
Nog geen dertien jaar,
dat mannetje.
Aan het begin van een veelbelovend leven.
De genadeloze wielen van een tramwagon
doorsneden één voet geheel.
De ander voor een deel.
In het ziekenhuis:
De artsen konden nog niet veel meer
dan afzagen tot onder aan de knie.
MAAR
onder narcose hoor je dat niet.
De vreselijke ontdekking:
geen benen meer te hebben
Voor altijd verminkt te zijn.
Nooit meer voetballen.Â
Alleen nog maar op doel.
Nooit meer schaatsen.
En ook steeds weer
dat merkwaardige gevoel:Â
Toch niet beenloos te zijn.
Knappe kunstenaars.
Beeldhouwers
van de prothese.
Geleerd en geoefend in de Grote Oorlog.Â
Kunstige benen.
Benen van kunst.Â
Benen van hout.
Benen van aluminium.
Met leren kappen
door veters vastgesnoerd.
Steeds fraaier uitgevoerd.
Niet op de groei:
Maar om de zoveel jaar
een ander paar.
Telkens weer
verbeterde technieken:
Soms gerenoveerd.
Soms helemaal nieuw.
En al die gebruikte benen:
Ze werden zorgvuldig in de schuur bewaard.
Want je benen,
Je benen:
Die verlies je maar eenmaal!