De voetbal door Hans Bogers
Mijn opvoeding is tot aan de tijd, dat ik op eigen benen wilde gaan staan en me wilde ontdoen van mijn nestveren, vrij gestructureerd verlopen. Ook sport was een belangrijk onderdeel van die opvoeding.Â
En dat betekende voetbal, want dat was mijn vaders lievelingsport en als af en toe de voetbalkoorts Nederland in z’n greep heeft, komen de herinneringen aan mijn voetbalcarrière weer bij me boven. Geen briljante carrière, dat niet, maar er is genoeg over te vertellen. Zoveel zelfs, dat één column daarvoor zeker niet voldoende is en ik me moet beperken tot een paar details.Â
Hoe oud ik was weet ik niet meer en enige invloed op de keus voor sport, of club had ik niet, maar ik belandde op zekere dag bij de Alphense Racing Club met één keer per week ’s avonds op het veld of (’s winters)in de zaal een uurtje trainen. Trainingen, die uiteindelijk leidden tot echte voetbalwedstrijden.Â
De uitnodiging voor zo’n wedstrijd bestond uit een kaartje met daarop elf cirkeltjes, voorstellende 5 aanvallers, 2 middenvelders, 3 verdedigers en 1 keeper, waarvan er één was aangekruist. Geen kruisje betekende reserve! Vertrekpunt bij uitwedstrijden was het Burgemeester Visserpark en vandaar op de fiets naar het veld van de tegenstander. Ik heb het nooit ver geschopt in de voetbal, dat in tegenstelling tot mijn broer, die bij Noordwijk jarenlang furore maakte . Toch ben ik ooit een keer als reserve opgesteld voor het eerste, in die tijd getraind door Hennie de Haas , maar dat was één van de laatste wedstrijden, die er niet meer toe deed en waar de echte eerste elftalspelers dus niet veel zin meer in hadden.Â
Uiteindelijk heb ik alle voetbalstadia in het amateurvoetbal volgens het boekje doorlopen. Nooit in de hoogste, of in vertegenwoordigende elftallen natuurlijk, maar ik ben pupil geweest, aspirant, junior en senior en de posities, die ik heb bezet varieerden van keeper, rechtsback, rechtshalf tot rechtsbuiten. Ik was snel, had een hard schot maar weinig techniek. Eigenlijk ging er de meeste dreiging van mij uit als ik niet in het bezit was van de bal. Ook vrij lopen was een sterk punt maar met enige trots kan ik wel melden, dat ik nog nooit een penalty heb gemist.
Ook bezondigde ik me een tijdje aan een wilde competitie en natuurlijk deed ik mee aan allerlei politietoernooien.Â
Toen ik een functie kreeg in Oosterhout werd ik lid van BVC, de Beatrix Volt Combinatie, waar ik figureerde in het tweede, dat zelfs een keertje kampioen werd . Tot mijn bittere teleurstelling werd ik voor de kampioenswedstrijd niet opgesteld en dat betekende meteen het eind van mijn officiële voetbalcarrière. Wat natuurlijk niet wegneemt, dat ik ook daarna nog regelmatig in de zaal of op het veld aan een wedstrijd of een toernooi meedeed.Â
Het syndroom van Wallenberg zette in 1991 een definitieve streep onder mijn voetbalactiviteiten, omdat daardoor mijn coördinatievermogen zodanig was aangetast, dat ik voortdurend in mijn eigen schijnbewegingen stapte.