De Steenwieker Toor’n door Hans Bogers
Ik had het al in de digitale krant gelezen, maar nu zag ik het toch echt. Op een bord voor de toreningang van de Grote of Sint Clemenskerk in Steenwijk stond met grote koeienletters geschreven, een beetje hanepoterig, dat de toren weer open en te bezichtigen was. De vermelde kosten – want je moet merkwaardig genoeg betalen voor een zelf te leveren en niet te onderschatten kliminspanning – heb ik niet bestudeerd, omdat dat soort informatie niet zo mijn belangstelling heeft. Maar het was een vreugdevolle mededeling. Onze Toren, dat baken van veiligheid, die robuuste beschutting in deze zo woelige wereld, heeft zijn ziel weer voor ons geopend. En dat beetje traplopen om het hoogtepunt van deze innerlijke ervaring te bereiken, mag natuurlijk geen bezwaar zijn. Ja innerlijk, want boven op de Steenwieker Toor’n staan en de verste verten zien is ook een kijkje nemen in jezelf. Introspectie, of zelfreflectie, ook al zijn het alleen maar modieuze woorden, ze verwoorden wel het wezen van de Steenwieker Toor’n:
”Om je ziel te leren kennen zul je eerst veel trappen moeten beklimmen”
Toen ik het openingsbord las waren het niet deze filosofische bespiegelingen, die in mij opkwamen, maar gingen mijn gedachten terug naar het grijze, maar voor mij nog o zo heldere, onvergetelijke verleden. Fragment. En ik hoor Gerard Buisman Aart Keizer nog corrigeren bij diens conference over het openen van de grenzen: lös, riep hij. De Steenwieker Toor’n gaat niet open maar lös, niet zomaar een terzijde , maar essentieel! Graag neem ik jullie mee terug naar een onvergetelijk moment, waarin de Toor’n centraal stond. De STP, de Steenwieker Toor’n Parteie, een creatie van Fragment had op zich genomen de Toor’n stofvrij te maken. De toren was dan wel prachtig gerestaureerd, maar de properheid liet nogal te wensen over. Anders gezegd: “Het was stoffigheid troef” En dat gaf niet bepaald een nette aanblik voor de toeristen, die geacht werden de toren te bezichtigen Klimmen geblazen dus. Voor Gerard, Folkert en mij was dat niet zo’n punt, maar voor Aart was het een hele bezoeking. Moeiteloos wist hij de zolder van zijn woning, waar een tafeltennistafel stond te bereiken, maar het beklimmen van de door hem zo prachtig bezongen Steenwieker Toor’n bleek toch andere koek. De eerste 10 treden gingen nog wel, maar daarna viel elke stap hem zwaarder en zwaarder. En het was dan ook een wonder, dat hij uiteindelijk boven kwam. Gerard, Folkert en ik, die al enige tijd op de torenomloop stonden, hoorden hem al van verre zuchtend en puffend aankomen en we slaakten een zucht van verlichting, toen wij Aarts bezwete koppie boven de traprand zagen verschijnen met de stofdoek in zijn hand. Dankzij Aarts heldenmoed werd het STP-project “Afstoffen van de Toor’n” een groot succes, maar of de Steenwijker Toren sindsdien stofvrij is gehouden? Dat waag ik te betwijfelen.