Een medische geschiedenis 2 door Hans Bogers
Mijn nieuwe standplaats was na Oosterhout, gevestigd in Steenwijk. Steenwijk moest het doen zonder een eigen ziekenhuis, maar er waren huisartsen genoeg en in de directe omgeving waren er voldoende ziekenhuizen. In het noorden onder andere Heerenveen en Leeuwaren; in het zuiden Meppel en Zwolle; om over Emmeloord, Kampen en Hoogeveen nog maar niet te spreken. Keus genoeg. Om de een of andere reden had in de zuidelijke richting Meppel niet zo’n goede naam en hadden de ziekenhuizen Sophia en de Wezenlanden in Zwolle de voorkeur. Friezen hadden, begrijpelijk, hun blik meer gericht op de noordelijke ziekenhuizen. En het hing natuurlijk ook wel een beetje af van de voorkeuren van je huisarts, waar je terechtkwam als je kwaal met gewoon een pilletje of een poedertje niet te verhelpen was. Zo kwam het, dat ik bij een tweede trombosebeen, opgelopen in het oude zwembad, in het ziekenhuis Sophia in Zwolle belandde. Het bleek achteraf nou niet bepaald een echt noodzakelijke opname geweest te zijn en meer een korte vakantie. Dat bij de opname over het hoofd werd gezien, dat de door mijn huisarts voorgeschreven medicijnen en die van de Sophia specialist elkaar teveel versterkten was een minpuntje, maar het verblijf was verder voortreffelijk. Mijn kamer kwam uit op een balkonterras, waar ik in het weekend een sigaartje mocht roken en zelfs een glaasje port mocht nuttigen. En ik leerde daar een mooi rijmpje over Steenwijk. Na de vraag van de specialist op maandagochtend: “Ligt u hier nou nog?”, kon ik gezond en wel naar huis. Interessanter is het verhaal over mijn poliklinisch bezoek aan Sophietje voor het ondergaan van een leverpunctie. Ik herinner me die dag nog goed, want tijdens mijn verblijf in een wachtkamer hoorde ik via de radio, dat in de gemeente Steenwijk een jachtverbod van kracht was geworden. Het duurde overigens allemaal nogal lang, omdat men eigenlijk niet op mijn komst had gerekend, maar na verloop van tijd kreeg ik een stevige verdoving toegediend en werd ik in een soort magazijntje apart gezet. Tegen vijven verschenen er twee verpleegkundigen om de punctie daadwerkelijk uit te voeren. Dat ook zij niet echt op deze ingreep hadden gerekend en de tijd niet goed in de gaten hadden gehouden bleek uit de opbeurende, iets te luid gefluisterde vraag, of de verdoving nog wel voldoende zou werken. Dat bleek geen probleem, maar wel een probleem was het, dat de punctienaald gelet op mijn buikomvang, te kort was. De ziekenhuis apotheek bleek inmiddels gesloten en waarschijnlijk werden er in het Sophia ziekenhuis in de zoektocht naar een adequate lever punctienaald heel wat kasten overhoop gehaald, een punctieapparaat, dat gelukkig werd gevonden. Afgezien van een beschadigde lever kwam ik er verder zonder kleerscheuren vanaf en kon ik om een uur of zeven weer terug naar de hospitaalarme Olde Veste.
Wordt vervolgd