Als het hart niet meer wil door Hans Bogers
Als het hart niet meer wil, valt alles stil. Hoe hard je het ook anders wil. Vanochtend om ongeveer 07.00 uur liep ik voor de laatste keer mijn krantenwijkjes: Het Kornputkwartier, De Gagels en een gedeelte van de Kallenkoterallee. En de aller, allerlaatste krant was een Telegraaf in combinatie met het Algemeen Dagblad voor Sophie en Bram, mijn grootste fans, die mij elke vrijdagmiddag trouw stonden op te wachten om de wekelijkse bijlage persoonlijk in ontvangst te nemen.
Hoe anders had ik me het eind mei nog voorgesteld: Nog een jaartje kranten bezorgen. Dat was de bedoeling. Door weer en wind, in het donkere naijlen van de nacht of in het licht van de aanstormende dag. Zo’n beetje alle weersomstandigheden heb ik het afgelopen jaar doorstaan en heel wat bijzondere dingen meegemaakt. En ik wilde graag, die heerlijke belevenis nog één jaartje ondergaan. Maar helaas, tussen droom en daad staan onder andere praktische bezwaren in de weg. Praktische bezwaren, waar je geen invloed op uit kunt oefenen, omdat ze komen zoals ze komen en omdat ze gaan zoals ze gaan. Ja plannen is mooi, je toekomst zo’n beetje uitstippelen is leuk en misschien wel verstandig, maar een maakbare samenleving bestaat nu eenmaal niet. Merkwaardig dus eigenlijk, de gedachte, dat ikzelf het moment zou kunnen bepalen, waarop ik mijn krantentas aan de wilgen zou hangen.
Ja alles leek geregeld voor nog een jaartje kranten bezorgen. Een prachtig regenpak, een echte krantenbezorgersfiets, een goede conditie en een uitstekende moraal. Fysieke ongemakken als artrose, val- en glibberpartijen of coördinatie problemen waren geen beletsel. In principe deed alles het nog naar behoren. Maar ik bleek buiten de waard van mijn lijf te hebben gerekend, want op een zekere morgen, begin juni op het stukje Meppelerweg vanaf de rotonde tot aan De Heuvel, kreeg ik een beetje pijn in mijn borst. Een pijn die ik herkende van alweer zo’n vijftien jaar geleden, die ik toen kreeg op precies hetzelfde stukje weg, dat met recht ‘vals plat’ genoemd kan worden en die uiteindelijk leidde tot een stent in één van de kransslagaderen, die mijn hart van bloed en daarmee van de onontbeerlijke zuurstof voorzien. Zuurstof, die je zeker ook nodig hebt om kranten bezorgen. En wat men ook van mij vindt of zegt: een ezel ben ik niet en ik stoot mij dus niet voor de tweede keer aan dezelfde steen. In dit geval de steen van een naderend hartinfarct. En hoewel na twee ziekenhuisopnames en navenante onderzoeken geen acute problematiek kon worden vastgesteld bleef de pijn en moest ik mij for the time being op de been houden (kranten bezorgen) met een pufje onder tong. Maar ook dit lapmiddel heeft z’n grens. En die grens heb ik tot mijn spijt nu bereikt en het is maar te hopen, dat het offer om afstand te doen van mijn krantenwijk niet zinloos zal zijn.