Kassian door Hans Bogers
In Alphen aan den Rijn, waar ik een belangrijk deel van mijn leven heb doorgebracht, ik ben er zogezegd getogen, wonen nog een paar oude vrienden, die ik zo af en toe nog opzoek. Arry en Ria bijvoorbeeld. Arry, zonder H, mind you, maar dat wordt door echte Steenwijkers nogal eens verkeerd begrepen. Als die Arry horen dan schrijven ze Harry. Merkwaardig, maar waar, en voor nader begrip is het misschien goed nog eens naar een oude conference van Aart Keizer te luisteren. Ik ken Arry en Ria al vanaf de laatste jaren van mijn HBS tijd. Hij was leraar Frans, werd later zelfs rector en bracht mij de liefde voor cabaret bij. De laatste les voor de vakantie nam hij namelijk altijd een cassetterecorder mee om allerlei conferences af te spelen. Zoals de onvergetelijke ‘Bom’ van Henk Elsink. Ook voor huiswerkhulp kon ik bij Arry en Ria terecht. We raakten bevriend en toen ik een baantje had gevonden als patatverkoper in de cafetaria van Jan Geel werd het een goede gewoonte, dat ik elke zondagavond sateehtjes voor hen meebracht. Die vriendschap is gebleven en intensiveerde zich met het verstrijken der jaren. Van het: ‘gezellig een sigaartje roken, het drinken van een glas en het praten over de dingen van alle dag, tot het praten over de dingen, die ertoe doen.’ En vanzelfsprekend leerden we elkaar steeds beter kennen. Ria praatte steeds vaker over haar tijd in een Jappenkamp, en vooral dat mooie verhaal over haar poppenkast maakte diepe indruk op mij. Het verhaal over een poppenkast, die niet mee het kamp in mocht. Een vriendinnetje, maakte er daarom maar een mooie tekening van. En die tekening heeft Ria nog steeds. Dat die Indiëtijd steeds meer aan de oppervlakte komt in haar gedachten, in haar zijn, dat voelde ik toen ik vertelde over het zo verdrietige leventje van ons kleindochtertje Sophie. Ach, Kassian, was haar reactie. En dat klonk zó intens, zó verdrietig! Dat kon ik als domme blanke Hollander volstrekt niet begrijpen. Kassian. Kassian. En toch sprongen de tranen in m’n ogen net zoals nu. Kassian. Niet te vertalen en zeker niet in het opeens zo lompe Nederlands. O, kassian. Zelfs het onvermijdelijke googelen, met als resultaat de betekenis van het woord: “een uitroep van medelijden, van meewarigheid”, haalt het niet bij het uitgesproken kassian zelf. Zo intens, zo diep rakend, zo oprecht, zo authentiek. Elke taal zal zo zijn woorden hebben, die bijna letterloos je diepste gevoelens raken, maar nu op dit moment dit woord: Pas nu geloof ik in het ware gevoel van medelijden en ik ben daar ondanks alle verdriet dankbaar voor. Kassian, o Kassian en voorgoed Kassian.