Een begrafenis. door Hans Bogers
Bij het schrijven van een column heb ik altijd een muziekje opstaan. Met de koptelefoon op, om de nog in diepe rust verkerende omgeving vooral niet te storen en met het gevoel om helemaal afgesloten van deze wereld, geconcentreerd te kunnen schrijven. Meestal is dat natuurlijk Bach, maar ook andere klassieke helden kunnen mij in de juiste stemming brengen. En soms komt het voor, dat de tonen niet worden getroffen ,die mij in een productieve stemming brengen en dat ik eerst naar muziek moet zoeken, voordat ik me aan het schrijven kan zetten. Vandaag had ik zo’n moment. Bach voldeed niet. Mozart niet. Maar gelukkig waren daar Vivaldi met zijn vier seizoenen, zijn muzikale quattro stagioni en daarna Chopin met zijn mazurkas. Zij raakten bij mij de passende snaar, die mij op weg hielp de eerste zinnen op papier te zetten. De beginzinnen van een column, die gaat over een bijzondere begrafenis. Elke begrafenis, hoe onontkoombaar ook, is er een teveel. Wennen doet het nooit en steeds vaker komen bekenden elkaar tegen rond de kist van weer een vriend, een vriendin, een kennis. Maar al worden die toenemende begrafenissen nooit een routine, je beleeft ze niet allemaal hetzelfde. Geen begrafenis is gelijk. Soms heeft een begrafenis een extra dimensie. Zoals afgelopen donderdag toen Canne werd begraven. Canne, die ik niet meer vergeet, al was het alleen maar omdat hij in ons allereerste gesprek “M’n jongen” tegen me zei. Zo had nog nooit iemand me genoemd. Canne, die ik al wel kende van het werk en van Crescendo, maar die ik dankzij de woorden van zijn zoon echt beter leerde kennen. Het was voor mij een merkwaardige dienst, daar in de Aula aan de Kornputsingel. Het was al bijna vol toen ik de zaal binnenliep. Opeens zag ik twee rijen met bekende gezichten en nog een lege stoel. En voor ik het wist zat ik tussen de dienders met wie ik de eerste jaren van mijn Steenwijker bestaan heb doorgebracht. Nol Kloen, Bront van Blanken, Peter van der Bij, Henk van der Aa, Auke Liemburg, Gerard Zwerver, Roel Eggink, Henk Hielkema, Jos Marcus, Boudewijn Blum, Geert Kremer, Gert Koopman, Jan Kuiper, Jan de Boer en Els de Vries van een latere lichting. Misschien waren er nog meer collega’s, die ik niet gezien heb, maar het voelde als weer thuis zijn, na heel lang te zijn weggeweest. Lang geleden trokken we een paar jaar met elkaar op en lang geleden ook namen we afscheid van elkaar. Ouder geworden, maar nauwelijks veranderd. Al die dienders met hun verhalen. Het leek alsof heel het korps van de gemeenpolitie Steenwijk was uitgerukt om aan Canne de laatste eer te bewijzen. En eigenlijk was dat ook zo, al had Canne die sfeer van een reünie graag meegemaakt.