Een Jubileum door Hans Bogers
Vorige week schreef ik een historische getint verhaal over het bruggetjesbestand van Steenwijk. Dat nu lijkt een ezelsbruggetjescolumn te worden, want een attente luisteraar, wees mij fijntjes op Harry’s bruggetje aan de paardenmarkt. Stom, dat ik die o zo belangrijke brug, waar zelfs landelijk zo’n gedoe over geweest is vergeten ben. Maar ja, ik kom zo langzamerhand op een leeftijd, dat mijn geheugen mij meer en meer in de steek laat. Toch zullen er dingen blijven, die ik mij m’n hele leven zal heugen. Zo was het afgelopen dinsdag vijfentwintig jaar geleden, dat ik bezocht werd door het syndroom van Wallenberg, Een soort herseninfarct dat mijn leven helemaal op z’n kop zou zetten. Dinsdag 28 juni 1991 dus, de dag waarop Willem de laatste schooldag op schooltje B met het bakken van pannenkoeken zou vieren. Ik ging voor een keertje met de trein naar Heerenveen. Het kaartje heb ik zelfs nog. Mijn kamer zou opnieuw ingericht worden en ik hield mij wat onledig in de adjudantenkamer toen hij me sluiperig overviel. De dokter kwam en de ambulance bracht me naar het ziekenhuis. Wallenberg. Ik had er nog nooit van gehoord en zelfs de dienstdoende neuroloog moest even in één van zijn naslagwerken opzoeken wat het precies was. De vooruitzichten waren nou niet bepaald hoopgevend, begreep ik later, maar het geluk was aan mijn zijde en na zes weken Tjongerschans mocht ik naar huis om verder te werken aan mijn revalidatie. Zes bijzondere weken waren het en ik herinner ze me nog bijna tot in detail. Alleen van het interne vervoer van de afdeling cardiologie naar de afdeling neurologie heb ik geen weet en de eerste paar dagen onderging ik met mijn ogen dicht. Maar verder, zoals gezegd tot in detail. Van de welhaast eindeloze hik, de vreselijk ronddraaiende wereld, het onvermogen te lopen, de woede, de tranen, tot de irritant klikkende hakken van de secretaresse aan toe. En niet te vergeten de liters vochtverlies. Alsof alle drank van de afgelopen jaren eruit moest. “Ik heb nog nooit iemand zo ziek gezien en zo zien zweten”: zei de neuroloog later. Ja ik zou er een boek over kunnen schrijven. Het was, wat je noemt een onvergetelijke tijd. Verdrietig, alsof een leven van me werd afgenomen, maar ook hoopvol vooral toen mijn keyboard mij gezelschap mocht komen houden en ik, o wonder, nog kon spelen. Het stiekem ’s nachts oefenen met lopen, het weer leren praten en lezen. Het voor het eerst m’n kleren weer aan doen. Nooit geweten, dat dat zo’n motiverend effect kon hebben. Ach er heeft zich in die zes weken heel wat afgespeeld, daar in dat kleine kamertje. Maar dat is geweest en mijn leven heeft zijn loop weer hernomen, waarschijnlijk in een andere richting, al kan dáár van worden gezegd, dat één ding is gebleven: het genieten van lekker eten. En dat hebben we dan ook gedaan. In stijl en in een gezellige ambiance stilgestaan bij een bijzondere gebeurtenis van alweer vijfentwintig jaar geleden.