Modern kannibalisme. door Hans Bogers
Ooit, alweer meer dan 10 jaar leden (waar blijft de tijd), was ik lid van D66 en heb ik het zelfs als vertegenwoordiger van die partij tot commissielid gebracht. Verder konden politieke ambities mij niet brengen. Ik herinner me uit die tijd nog vagelijk, dat ik onder het koperen dak in de raadszaal (het heilige der heiligen) zat, naast Ad Klarenberg van het CDA, die nogal misnoegd reageerde op mijn opmerkingen over stoom en kokend water in relatie tot het zwembad van Vollenhove. Maar zoals gezegd, dat is jaren geleden en ik heb D66 alweer lang achter me gelaten. Daar had ik zo m’n redenen voor, maar de belangrijkste was toch het ostentatieve antireligieuze karakter van die partij. Van de vele kroonjuwelen, waar D66 onder gebukt ging zijn er niet zoveel overgebleven, maar de laatste tijd rollen er toch weer wat glazen kraaltjes uit de juwelenkamer. Over de teelt en aanvoer van cannabisproducten bijvoorbeeld, of over – en daar sloeg ik op aan- een voor de poorten van de hel weggesleepte nieuwe en slimme manier van donorregistratie. Een regeling, die in onze recyclemaatschappij zeker niet misstaat. Zo’n beetje alles wordt tegenwoordig, al dan niet in een andere vorm, hergebruikt. Alleen over het menselijk lichaam, na gebruik, doen we moeilijk. Waarom eigenlijk? Als er toch geen hiernanogmaals is, waarom dan niet goed te gebruiken lichaamsonderdelen anders en opnieuw inzetten? Door iemand, die daar nog lang van kan genieten? Dat je opnieuw gebruikte hoornvlies gebruikt kan worden bij een bankoverval, of bij het stemmen op de PVV, dat zijn daarbij dan toch wel erg ver gezochte bezwaren. De idee van het doneren van lichaamsonderdelen bij of na het leven is overigens helemaal niet zo nieuw. Hooguit wat meer geciviliseerd en minder vrijwillig. Maar vroeger, ik herinner me dat nog heel goed uit aardrijkskunde- en bijbelkennis lessen, vooral in donker Afrika, maar ook in Indië had je het zogenaamde kannibalisme. Daar waren wel wat verschillen met het moderne doneren, maar in wezen kwam het toch op het zelfde neer. Men geloofde toentertijd, dat lichaamsdelen van anderen een heilzame werking konden hebben op de ontvanger. Omdat de medische techniek in die tijd nog niet goed ontwikkeld was, moesten organen en andere lichaamsdelen op de natuurlijke wijze verwerkt worden. Koken en opeten geblazen. Buiten in de openlucht natuurlijk. Een feestelijke gebeurtenis. Heel iets anders dan dat steriele gedoe in een operatiekamer.
Met het probleem van de vrijwilligheid werd korte metten gemaakt en dat was niet zo aardig natuurlijk, maar daar is nu een nette oplossing voor gevonden.
Nee veel nieuws is er niet onder de zon. Het is alleen allemaal wat beschaafder.