Een jeugdzonde door Hans Bogers
Even vooraf: Wat meneer Wilders ook zegt: ik voel me op geen enkele manier door hem vertegenwoordigd en als hij spreekt, of twittert, dan is dat nooit namens mij. Op 15 maart 2017 zal ik via het dan voor mij liggende stembiljet zelf wel degene aanwijzen, die dat in Den Haag namens mij mag doen.
Dit gezegd zijnde, nu over naar een onderwerp, dat mij al bijna de hele week bezig houdt en waar ik het in deze column graag over wil hebben: een jeugdzonde.
Ik kreeg de wake up call over die jeugdzonde afgelopen maandag toen ik een stapeltje overbodig geworden kranten en wat nutteloze spam wegbracht naar de container van de Olde Veste. Toen ik aan kwam fietsen, zag ik een jonge deerne, die kennelijk even tevoren ook papier had weggebracht. Zij was in gezelschap van een jongeling en op de bagagedrager van hun beider fietsen hing zo’n grote dubbele krantenbezorgers fietstas met daarop in grote letters de naam van een bezorgservice. Met Hoogeveen of zoiets. De tas van de jongeling zat nog vol met folderpaketten. De fietstas van de deerne daarentegen was helemaal leeg. Toen ik mijn lading loste in de container, zag ik daar een grote stapel folderpaketten liggen en ik veronderstelde, dat die daar kennelijk door de jonge dame was gedeponeerd, net voordat ik ten tonele verscheen. Misschien had ze geen zin meer om die folders verder te bezorgen en dát vermoeden voerde mij terug in de tijd. Naar Alphen aan den Rijn. Zo’n vijftig jaar geleden toen er nog geen sprake was van enige structurele spambezorging, werd van de krantenbezorgers (en één daarvan was ik) wel verwacht, dat zij rond commerciële hoogtijdagen zoals Sinterklaas, Pasen en Kerst naast de normale kranten ook reclamekranten rondbrachten. Dat was wel meer werk, maar het werd doorgaans toch trouw gedaan. Ook door mij, tot ik op een zekere dag bevangen werd door waarschijnlijk dezelfde gevoelens als die van dat meisje van afgelopen maandag. Ik had er opeens geen zin meer in om met die extra reclamekranten rond te sjouwen. Het was trouwens al laat en donker en ik wilde wel graag naar huis. Toen ik dus door het Bospark fietste heb ik mij, beschermd door de duisternis en de lommerrijke omgeving, van een groot aantal reclamekranten ontdaan en alleen de reguliere dagbladen in de daarvoor bestemde brievenbussen gedeponeerd. Zelfs het adres in de Vorselenburgstraat, dat ik wel eens vergat, ontsnapte dit keer niet aan mijn aandacht. Ik heb me over die wandaad nooit echt bekommerd gevoeld, want wat niet weet, dat deert toch niet? Of wel soms? Maar afgelopen maandag werd ik opeens overvallen door een groot schuldgevoel. Shame on me.