Bitter door Hans Bogers
Was Oranjebitter in mijn column van vorige week nog het centrale woord, bij het schrijven vandaag kan ik dat o zo zoete woord nu wel halveren. Bitter, want bitter zijn mijn gedachten aan de raadsvergadering van afgelopen dinsdag. Niet alleen vanwege de inhoud, al valt daar ook best wel het een en ander over te zeggen, maar vooral om wat er rond die raadsvergadering heen gebeurde.
Ik heb me daar op z’n zachts gezegd aan gestoord en toen ik de volgende ochtend wakker werd, was dat gevoel nog niet weg en zag ik de beelden, waaraan ik me geërgerd had, weer helder voor me. Nou moet u weten, dat de raadsvergaderingen voor mij altijd met een zekere heiligheid zijn omgeven. Raadsvergaderingen an sich moeten altijd serieus genomen worden en gerespecteerd, symbool als ze staan voor onze democratie. Over raadsleden, wett’nholders en de burgemeester en hun soms merkwaardige capriolen mag je grappen maken, maar over het fenomeen raadsvergadering zelf is elke grappenmakerij uit den boze. U kunt zich dus wel voorstellen hoe erg ik het vind als ergens in de lande een raadsvergadering op een of andere manier wordt verstoord. Dat de burgemeester, als voorzitter bij de bewaking van dit grote democratische goed een belangrijke rol speelt is natuurlijk evident. In Steenwijkerland is dat niet een al te moeilijke rol, omdat het er hier meestal gemoedelijk genoeg toe gaat. Een enkele keer heb ik meegemaakt, dat een burgemeester moest ingrijpen, maar dat werd dan met de nodige tact gedaan, zodat echte ordeverstoringen werden voorkomen. Nu ik dit zo opschrijf herinner ik me de eerste raadsvergadering, die ik in Steenwijk meemaakte: er werd toen gevreesd voor acties van vredesactivisten en zelfs de politie was ingeschakeld.
Afgelopen dinsdag ging het, uitgaande van mijn misschien wel wat rigide standpunt over die raadssacraliteit, mis. Het begon al met een of ander piratenkoor, dat zijn verjaardag in de raadszaal wilde vieren. Het enig voordeel was, dat die merkwaardig geklede figuren de raadzaal ook eens van binnen zagen, maar verder was het echt ongepast en stond de voorzitter machteloos. Een tweede incident deed zich voor toen een buitenstaander, vreemd aan de orde van de dag, de vrijheid nam zich te bemoeien met het voorzitterschap van de raad. Waarschijnlijk grappig bedoeld, maar buiten alle proporties, gaf hij door het wegpakken van de vergaderbel en daarmee triomfantelijk te rinkelen het teken, dat een schorsing beëindigd was. Hij rukte nog net niet, als een nog grotere grap, de ambtsketting van de hals van de burgemeester, maar veel scheelde dat niet.
Tenzij ik dit alles gedroomd heb, is het maar te hopen, dat het bij deze incidenten zal blijven en dat het geen gewoonte wordt om van de raadszaal een moppentrommel te maken.