Kerstfeest door Hans Bogers
We leven in een tijd, waarin zo’n beetje alle tradities ter discussie worden gesteld en heel ons verleden eigenlijk verkeerd, vals, gemeen, zondig of nog erger blijkt te zijn geweest. En de moderne mens, van wat voor hoedanigheid dan ook, is zeer wel in staat om bij verwijten over die historische kwaadaardigheid zeer geloofwaardige argumenten en bewijzen te zoeken en te vinden. Gelegenheidsargumenten zeg maar. Nu is het hier niet de plaats om met mijn volle gewicht aan die oever- en eindeloze discussie mee te doen. Enerzijds, omdat ik daar geen zin in heb en anderzijds omdat ik toch ongelijk heb. Maar ik wil er wèl iets over zeggen.
Het is alweer voor de 66ste keer, dat ik kerstfeest vier, en ik doe dat met volle overtuiging. Als de Rooms Katholieke heilige Nicolaas naar het warme zuiden is vertrokken om daar met zijn Zwarte Pieten tot rust te komen, spoed ik mij naar een kerstbomenboer om voor alweer de 41ste keer zelfstandig een kerstboom aan te schaffen. Een boom, die na plaatsing in de kamer, onmiddellijk wordt omgetoverd tot een feeëriek en feestelijk ornament. Kerststukjes, kerststalletjes, verlichte kerkjes, huisjes in Dickens en Piek stijl, adventskaarsjes en aangepaste muziek, maken van de kamers een verlichte en uitermate gezellige plek. En als dat alles zo feestelijk is ingericht, is sinds jaar en dag mijn afsluitende zin: “Het kindje kan komen.”
Nu schijnt het zo te zijn, dat dat kerstfeest, door mij gekoesterd, door heel veel mensen als aanstootgevend en soms zelfs als kwetsend wordt ervaren. En de meerderheid van de Nederlandse bevolking is kennelijk van mening, dat Kerstmis en alle andere Christelijke feesten als zodanig afgeschaft zouden moeten worden. Het hypocriete is wel, dat de bijbehorende vrije dagen mogen blijven bestaan, want, zo gelegenheidsargumenteren ze, vrij zijn is een groot goed en onze vrijheid hebben we boven alles lief, als die vermaledijde kerkelijke benamingen maar losgelaten worden.
Toch, los van die hypocrisie, de gekwetsten hebben gelijk. De tijd is voorbij, dat het geloof op wat voor manier dan ook aan ons mag worden opgedrongen. Geloven of niet geloven, dat staat ons vrij. To believe or not to believe, that’s not the question any more. Al die religieuze, of semireligieuze vrije dagen zouden dan ook moeten worden afgeschaft. Allemaal. Gewoon aan het werk. En wie geroepen is de bijzondere dagen waarop het wezen van zijn of haar geloof beleden en gevierd zou moeten worden, die neemt die dag gewoon vrij om invulling te geven aan dat geloof.
En kerstmis: ik zal dat blijven vieren, om mijn afkomst niet te verloochenen, om mijn voorvaderen niet te verraden, om de herinneringen, om de nostalgie, om de gezelligheid, om de symboliek van het licht in donkere tijden en misschien, omdat ik ten diepste toch niet zo ongelovig ben als ik denk.