Dementie door Hans Bogers.
De laatste tijd worden we overspoeld met berichten over dementie. Angstaanjagende berichten als dementie, de meeste bedreigende ziekte van onze tijd. Geruststellende berichten als dementie een ziekte, waar je nog best mee kunt leven en waarmee je met een beetje hulp nog heel lang thuis kunt blijven wonen. Vooral over dat laatste krijg ik de indruk, dat er een heus publiciteitsoffensief is opgestart. Met televisiespotjes, waarin je gezonde, vitale mensen nog van alles thuis ziet doen volop van het leven genietend ondanks het feit, dat ze al een beetje dement zijn. Een publiciteitsoffensief, dat precies past in het al eerder geïntroduceerde beleid, om ouderen,senioren, bejaarden, of hoe je ze ook wil noemen, zo lang mogelijk op zichzelf te laten wonen. Een beleid waarvan weldenkende mensen zo langzamerhand beseffen, dat dat ons nog wel eens duur zal komen te staan:
Steeds meer verwarde personen- of in het moderner, zogenaamd wat beter geformuleerd, jargon: mensen met verward gedrag- terug de maatschappij in, waar goedwillende, terzake kundige mantelzorgers en vrijwilligers klaar staan om ze op te vangen. De wal zal het schip vast wel eens keren, maar zolang de geliefde truc van ‘het eerst nog maar eens grondig evalueren’ nog niet is toegepast zullen de problemen voorlopig alleen maar toenemen. Daar verandert zo’n weekje van de dementie ook niets aan.
Dementie dus, waar we eigenlijk geen raad mee weten en waarvan bijna iedereen wel voorbeelden in zijn familie- of kennissenkring kan opnoemen. Mijn eigen eerste bewuste ervaring maakte ik mee met mijn opa, die ons kinderen met een wandelstok achterna zat. Opa werd kinds genoemd en ondeugend. De vriendelijkheid zelve verworden tot een agressieve man. De laatste keer, dat ik hem levend zag, zat hij in Katwijk thuis aan tafel te genieten van een zo te zien lekker kippetje, dat mijn oma hem op een petroleumstelletje had toebereid. Zo lang gesudderd, dat het vlees van het bot viel. Opa keek op, toen ik binnenkwam, keek me aan en zei vragend met een blik van vage herkenning:”Henk?”
De laatste keer, dat ik mijn vader in leven zag, lag hij vastgesnoerd op een ziekenhuisbed in het LUMC in Leiden met enorme bloeduitstortingen op zijn armen. Mijn vader, verworden tot een agressieve, nauwelijks in toom te houden man.
Toen hij mij zag, keek hij me verward en vragend aan en zei met een blik van vage herkenning: “Jan Willem?” Ik heb hem in m’n armen genomen, zoals ik hem nog nooit eerder heb vastgehouden.
Zo lang mogelijk op jezelf blijven wonen of naar een verzorgingstehuis? Op zo’n moment zijn dat soort vragen helemaal geen issue meer.