Het Rode Plein door Hans Bogers
Toen ik vrijdagochtend even na negen uur door de Oosterstraat van Steenwijk liep kwam een grote groep fietsende scholieren me tegemoet. Hadden de handhavers, die de afgelopen week zo actief waren in de binnenstad, hier nu maar gelopen, dan was het kassa geweest, bedacht ik me. Maar ze waren er niet en ik moest om de een of andere reden terug denken aan de tijd, dat ik als agent mijn eerste centjes verdiende in Gouda. De surveillancedienst, waar ik als beginnend diender deel van uitmaakte, werkte in die tijd volgens een vrij simpel systeem. Je had de ASS, de assistentiesurveillance, de VS, de voetsurveillance, soms vervangen door de FS, de fietssurveillance en de GS, de gerichte surveillance. Als voetsurveillant wandelde je ongeveer twee uur door de binnenstad; als fietssurveillant bestreek je in die tijdspanne een wat ruimer gebied; als assistentiesurveillant pakte je alle klusjes aan, die zich voordeden en bij de gerichte surveillance werd je ingezet voor allerlei projecten. Zo had je snelheidscontroles, alcoholcontroles, verlichtingscontroles, verkeerslicht controles, maar ook controles met betrekking tot bijzondere wetten, die wat ingewikkelder waren, maar wel veel interessanter en natuurlijk de grote, alles omvattende verkeerscontroles, met bijvangst.
Kortom een boeiend bestaan, maar voor deze column beperk ik me tot de Gerichte Surveillance. Een enkele keer mocht je zelf het doel bepalen, maar meestal werden ze aangewezen. Een van die geplande controles was de roodlicht controle op het Kleiwegplein, door scholieren ook wel het Rode Plein genoemd. Een druk verkeersknooppunt, waar met name jeugdige fietsers zich maar zelden iets aantrokken van de het rode schijnsel van het stoplicht. Ik liep daar overigens m’n eerste valse naam op. Het was niet de leukste taak, maar het hoorde erbij. Nou kwam het ook toen al voor, dat je niet zoveel zin had om te schrijven en je de kantjes er wat afliep. Zoiets deed zich voor toen ik op zekere dag met Rode Plein controle belast, aldaar aangekomen, vaststelde, dat de verkeerslichten buiten werking waren gesteld en het verkeer geregeld werd door een collega van de dienst verkeerspolitie. Miscommunicatie waarschijnlijk. Ik had daar dus niets meer te zoeken, of te schrijven en rechtsomkeert kunnen maken naar het bureau aan de Houtmansgracht om me daar te melden voor een andere opdracht. Ik koos ervoor dat maar niet te doen en twee uurtjes op mijn dooie gemak en waarschijnlijk met m’n handen op m’n rug, gelijk een dooie diender, de boeiende en leerzame acties van mijn verkeersregelende collega te aanschouwen. Terug op het bureau bleek mijn actie niet bepaald gewaardeerd te worden en werd hij, naast een stevige reprimande aan mijn adres, als minpuntje op mijn conduitestaat vermeld.
Tja: wat afwezige handhavers al niet aan herinneringen los kunnen maken. Het wil wat.