Paradiso door Hans Bogers
Vorige week in het programma Kopwijzer was Cees Duine te gast om over de J.C Bloem prijs te vertellen. Hij zei daarin onder andere, dat er zich een nieuwe vorm van de dichtkunst aan het ontwikkelen is, namelijk het voordragen van gedichten met muzikale ondersteuning. En inderdaad het is een vorm, die regelmatig wordt gebuikt en misschien wel steeds vaker. Of het de dichtkunst ten goede komt laat ik hier in het midden, maar de ontwikkeling is er. Alleen: het is niet iets nieuws, want toen Cees deze nieuwe kunstvorm noemde, toen gingen mijn gedachten terug naar zo’n 50 jaar geleden. 17 jaar was ik en ik puberde heftig. In die tijd speelde ik in een Rythm&Blues bandje met de prachtige naam Just a Little Bit… Die drie puntjes hoorden er nadrukkelijk bij overigens, omdat het betreffende woord niet uitgesproken hoefde te worden. We wilden ook iets aan de verbeelding van ons publiek overlaten. Ik speelde op een rood gekleurd orgeltje met zwarte hele en witte halve toetsen van een, mij niet meer bijgebleven, Italiaans merk. Het orgeltje is allang ter ziele, maar het onverwoestbare krukje van het merk Tomado heb ik nog. Als een soort relikwie, dat herinnert aan lang vervlogen tijden. Dat krukje heeft ooit eens dienst gedaan in de cultuurtempel Paradiso in Amsterdam. De precieze tijd weet ik niet meer, maar het moet eind 1968, 1969 of wellicht 1970 zijn geweest. Hoe dat krukje daar kwam, dat is een verhaal, dat dankzij het interview met Cees Duine weer bij me boven kwam. Een verhaal waarmee ik deze column verder zal vullen. In die tijd, eind zestiger jaren, was Alphen aan den Rijn waar ik woonde een heus dichters collectief rijk. Een zekere Jan Korevaar was de leider van dat collectief en hij had een optreden geregeld in Paradiso in Amsterdam, dat toen nog maar net als cultuurtempel bestond. Voor dat optreden vond Jan, dat de gedichten niet alleen bloot voorgedragen zouden moeten worden, maar dat er ook voor zoiets als een muzikale omlijsting gezorgd moest worden. Omdat het dichterscollectief en Just A Little Bit… in het zelfde Alphense culturele circuit zaten, werd mij gevraagd met mijn orgeltje (en het krukje) mee te doen. Leuk natuurlijk en het was dus zo geregeld, al had ik geen enkel idee wat Paradiso was en wat me daar te wachten stond. Tijdens onze tocht met een busje naar Amsterdam, overviel Jan me met de mededeling, dat hij ook van mij op z’n minst een dichterlijke bijdrage verwachtte. Hoe ik het voor elkaar heb gekregen, dat weet ik niet, het zal niet veel geweest zijn, maar ik wist voor we Amsterdam bereikten toch een soort gedicht in elkaar te flansen. Een Sinterklaasachtige rijmelarij neem ik aan, waarvan ik alleen de laatste zin heb onthouden.
Van ons optreden en wie er allemaal meededen staat me niet zoveel meer bij, al herinner ik me wel, dat iemand uit het zeer meelevende publiek bij het eerste gedicht riep, dat het geluid te hard was en dat we het gedicht over moesten doen. Dat deden we braaf en applaus was uiteindelijk ons deel. Op een van de vele gemaakte foto’s stond ik al dichtend afgebeeld met daaronder een door een vriendinnetje geplaatste opmerking: “Jantje zag eens pruimen hangen”. Het is bij die ene onvergetelijke keer gebleven en zelfs de foto’s van dat optreden heb ik niet meer. Ook Just a Little Bit… was in de toenmalige bezetting geen lang leven meer beschoren, omdat de bassist in militaire dienst moest. Maar gelukkig, ik heb het krukje nog. Net als een paar foto’s van Just A Little Bit… ja het is allemaal lang geleden, maar vanaf die tijd hebben muziek en dichtkunst mij nooit meer losgelaten.
En Cees: het is helemaal niets nieuws, dat dichters zich laten begeleiden door muzikanten. In de zestiger jaren deden ze dat al in Amsterdam.
O ja, die laatste zin, die hebt u nog van mij tegoed: “Maar ik moet het licht nog uit doen.”