Hypocriet
Column door Hans Bogers ‘Hypocriet’
De afgelopen week was een drukke week. Een heel drukke week. Zo druk zelfs, dat ik geen tijd de kon vinden, om mijn wekelijkse sloscolumn op een rustig doordeweeks moment te schrijven en ik genoodzaakt was me pas op het allerlaatste moment (zaterdagochtend in alle vroegte) aan het bedenken en schrijven kon zetten. Hoewel dat bedenken niet het allergrootste probleem was. Of het zou moeten zijn, dat ik door de hoeveelheid van belevenissen de bomen in het bos van columnonderwerpen niet meer zou zien, maar dat is gelukkig niet het geval gebleken. Sterker nog, het onderwerp waar de titel naar verwijst stond afgelopen dinsdag al vast. Het gebeurde bij mijn wekelijkse winkelbezoek aan mijn favoriete grutter, die zich er vroeger in de goeie ouwe tijd op liet voorstaan op de kleintjes te letten – heel vroeger want tegenwoordig kan er niet eens een ballenbak van af- en die de rijen aan de kassa’s nimmer te lang wil laten worden. Dat laatste voornemen bleek die dinsdag onder druk te komen staan en ik wenkte met mijn hand een medewerkster, die achter de servicebalie stond om haar zo op het dreigende gevaar van de aanzwellende wachtrij te attenderen.
Een roodharige mevrouw, die naast me stond, vroeg cynisch of ik de trein moest halen. Ik kon haar gerust stellen, maar zei dat ik niet onnodig lang in de rij wilde staan. Haar verdere non verbale enigszins minachtende houding wekte bij mij het vermoeden, dat ze me maar zo zo vond. Maar toen bleek,dat mijn gezwaai was opgemerkt door de attente baliemedewerkster en een derde kassa werd geopend, was dit roodharige wezen er als de kippen bij om haar spulletjes met voorrang op de loopband te zetten om zich daarna, zonder mij te bedanken de winkel uit te spoeden. Ik had haar nog na willen roepen, dat we elkaar mogelijk op het station wel weer zouden zien, maar ze keek ostentatief de andere kant op en was binnen de kortste keren buiten gehoorafstand. Nogal hypocriet deze dame. Een woord, dat mij te binnen schoot na afloop van een dagje zitting op het stembureau, bij het inleveren van alle bescheiden op het gemeentehuis. Het was een perfecte dag geweest (met alle complimenten voor de uitstekende organisatie ), maar wat mij wel tegenviel was de ontvangst.
Ergens weggedrukt tegen een wand in de hal stonden twee keurig geklede bodes, bij een, in tegenstelling tot hun keurige outfit, lullig tafeltje met daarop wat flessen frisdrank, wat glazen ( nog net geen plastic bekertjes) en een even lullig bordje met daarop een paar kleine etenswaren, die eruit zagen als lekkere hapjes, maar dat niet waren. Al moet gezegd, dat smaken, zeker wat lekkere hapjes betreft natuurlijk verschillen, maar lullig was het. Niet alleen lullig maar ook een beetje hypocriet, omdat het ontbreken van een glaasje wijn kennelijk te maken had met de visie, dat alcohol niet zo goed paste onder het koperen dak. Een visie, die overigens niet leidend is op de avonden na afloop van raadsvergaderingen.
Een alcoholvrij gemeentehuis. Geen alcohol onder het koperen dak. Het zou wat zijn. Maar selectieve alcoholvrijheid? Nou nee.
Hans Bogers