Columns door Hans Bogers
Ik ben van nature niet zo’n geweldige lezer. Ik kan me althans niet anders herinneren, dan dat ik als klein mannetje mij meestentijds onledig hield met spelen, waar mijn grote broer en zus veel meer in boeken en kranten verdiept waren. En hoe ik dat later op de HBS met die zo verfoeide boekenlijsten heb gered? Het is mij een raadsel. Gelukkig was enige slimheid mij niet vreemd, want ik wist die, toch wel, handicap te verdoezelen met one liners als: Mijn spelen is leren. Mijn leren is spelen. Waarom zou mij dan het leren vervelen. Een gedicht van een zekere Hieronimus van Alphen. Van leren (ook al zo’n ondergeschikt gebeuren) maakte ik dan lezen. Natuurlijk, en gelukkig maar, heb ik mij dat lezen in de loop der jaren wel eigen gemaakt en ben ik nu in staat regelmatig een boek (vooral biografieën) te verwerken. Maar vooral ook: ik lees weer kranten. Twee maar liefst, waarbij mijn hang naar het consumeren van de wat kortere stukken niet helemaal is te onderdrukken. En dat leidt mij automatisch tot het met plezier lezen van columns. Allereerst dus omdat ze kort en behapbaar zijn, maar ook en eigenlijk steeds meer, omdat de meeste prettig leesbaar zijn en vaak ook interessante gedachten verwoorden. Soms jaloersmakend zelfs. Dat zo’n columnist, wat je zelf denkt, zo weet weer te geven, dat je denkt: ” Zo had ik het eigenlijk ook willen zeggen.” Al moet ik hierbij wel toegeven enigszins gekleurd te zijn, beperkt zo u wilt, in mijn oriëntatie: Het zijn vooral de columns in de Volkskrant, Trouw en af en toe de Groene Amsterdammer, die mij boeien. In het verlengde van de columns liggen overigens politieke commentaren en redactionele stukjes.
Sommige zinnetjes slaan bij mij in als een bom. Regelrechte eye openers, zoals: “Het algemeen belang dient de grootste monden. Gewone mensen hebben geen lobby. Geen tractor,” of “De rechtstaat is er niet om het natuurlijke recht van de sterkste te versterken, of “De afkoopsom van het verkeerde en de voortdurende beloning van slecht gedrag door de overheid, versterken een vicieuze cirkel, waarin uiteindelijk elke vorm van handhaving discutabel is geworden.”
Handhaving? Dat doet me denken aan een geweldige column over de handhavingsuitspraak van minister Yesilgöz. Bijna iedereen viel over die uitspraak, maar de minister had volkomen gelijk. Ze zei met zoveel woorden, dat de democratie, de rechtstaat niet bestaat dankzij de handhaving, maar dankzij de goede wil van de mensen. Ik leerde, dat al op de politieschool: Handhaving en het opleggen van sancties zijn een ultimum remedium (het uiterste middel). Dat beseffen, betekent voor de overheid een voortdurend luisteren naar wat er in de samenleving te horen is, draagvlak creëren zeg maar, en daar onontkoombare regels en wetten op baseren.
Niet alleen luisteren naar de grootste monden. Integendeel. Vooral luisteren naar die zogenaamd zwijgende meerderheid, die zich netjes aan regels en wetten houdt.
Ook zwijgende stilte kun je horen.