Politiek door Hans Bogers
Ik ben bijna van jongs af aan geïnteresseerd geweest in politiek en alles wat daarmee te maken heeft. Niet altijd even intensief, soms hadden andere zaken zo hun prioriteit, maar sinds mijn adolescente jaren is er altijd wel een politieke onderstroom geweest. Zelfs uit mijn vroegste jeugd kan ik me daar nog veel van herinneren: De felle discussies van mijn vader, dominee, met oudoom Niek, communist van het zuiverste water. Oudoom Piet, die zich bevriend noemde met CHU coryfee Beernink. En nog verder terug in de tijd de verhalen over het gezin, waarin mijn vader opgroeide: Opa was CHU, oom Henk was een rooie rakker en oom Dick een vurig NSB’er, zoals hij werd omschreven in een politieverslag, en die voordat hij zich bekeerde tot de partij van Anton Mussert een blauwe maandag voorzitter was van de Christelijk Historische Jongeren Organisatie in Klaaswaal. Net zoals ik een heel erg blauwe maandag voorzitter was van de CHJO in Alphen aan den Rijn. Niet te verwarren met het CHIO overigens. Terecht werd ik uit die functie ontheven, omdat ik op volstrekt ondemocratische wijze als voorzitter was aangewezen, nauwelijks betrokken was en meer bezig was met mijn rythm and blues band, Just a little bit…
Een aantal jaren heeft mijn belangstelling voor de politiek op een laag pitje gestaan, zich vooral beperkend tot de landelijke politiek, maar als onderdeelchef van de gemeentepolitie in Oosterhout raakte ik ambtelijk betrokken bij het gemeentebestuur en de gemeentelijke politiek. Die betrokkenheid is nooit meer overgegaan en heeft zich op verschillende manieren gemanifesteerd, als adviseur politiezaken voor burgemeesters, informant voor raadscommissies, als lid van de politieke cabaretgroep Fragment, als raadscommissielid, als voorzitter van een politieke partij en tot op de dag van vandaag als medewerker van de lokale omroep. En ook al zal ik met die laatste activiteit stoppen na de gemeenteraadsverkiezingen, die betrokkenheid zal blijven. Hoewel.
Hoewel ik aan dat laatste toch een beetje ga twijfelen en steeds vaker denk: “Ze doen maar.” Een belangrijke oorzaak voor die twijfel ligt in het feit, dat door mijn fysieke malheur mijn conditie tot een minimum is gedaald, ik nauwelijks de deur uit kom en ik een groot deel van mijn energie wijd aan het lezen van kranten en af en toe het volgen van net 502, de vergaderingen van de Tweede Kamer. Ik word daar niet vrolijk van. Politieke voorkeuren heb ik eigenlijk al lang niet meer en de landelijke politiek is zo’n beetje verworden tot, ja tot wat.
Ik val van de ene verbazing in de andere. De ongerijmdheden, de spelletjes, het onfatsoen, de onwaarachtigheid, links, rechts, salon liberalen, salon christenen, salon sociaal democraten, het gebrek aan integriteit, de twitterpartijen, de opportunisten, de populisten, de nationalisten, de leeghoofden, de schreeuwlelijken, de conservatieven, de progressieven.
En als klap op de vuurpijl de belofte, dat we het van nu af aan anders, beter, opener en eerlijker gaan doen.
Ik geloof er niks van.