Mogelijke windlocatie bij Oldemarkt voorgelegd aan provincie
Het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland heeft een mogelijke locatie voor windenergie ten noordwesten van Oldemarkt voorgelegd aan de provincie Overijssel. De provincie moet beoordelen of deze plek ruimtelijk gezien geschikt is, voordat de gemeenteraad een besluit kan nemen over de inzet van windenergie binnen de gemeentegrenzen.
“Eerst moet duidelijk zijn wat de provincie van deze plek vindt,” zegt wethouder Marcel Scheringa. “Pas daarna kunnen we verder met het proces, waarin ook een brede participatie met de buurt een belangrijke rol speelt.”
Tot en met 30 juni 2025 konden gemeenten en ontwikkelaars mogelijke locaties voor windenergie aanmelden bij de provincie. Steenwijkerland heeft op twaalf percelen in het gebied bij Oldemarkt een voorkeursrecht gevestigd om invloed te kunnen uitoefenen op de ontwikkeling van windenergie. Binnen de afspraken met de provincie Overijssel is afgesproken dat Steenwijkerland maximaal vier windturbines mag plaatsen vóór 2030. De gemeenteraad heeft eerder besloten dat de helft van de duurzame energieopwekking in de gemeente uit wind moet komen.
Het gebied bij Oldemarkt is niet de enige locatie die in beeld is. Ook het grensgebied met Meppel wordt genoemd als mogelijk geschikt. Daarvoor is echter afstemming nodig met zowel de provincie Drenthe als de gemeente Meppel. Daarnaast kunnen ook andere ontwikkelaars locaties hebben aangedragen bij de provincie.
De provincie beoordeelt alle aangemelde locaties op ruimtelijke geschiktheid. Alleen locaties die voldoende punten scoren en passen binnen het provinciale beleid komen in aanmerking voor medewerking. Een positief oordeel betekent overigens niet automatisch dat er daadwerkelijk windturbines geplaatst worden. Wethouder Scheringa benadrukt dat de gemeenteraad uiteindelijk het besluit neemt, en dat er eerst nog een uitgebreide participatie en onder meer een milieueffectrapportage (MER) nodig zijn.
“Zover zijn we echt nog niet,” aldus de wethouder. “De uitkomsten van de participatie en procedures zijn onmisbaar voor de uiteindelijke besluitvorming.”