Het T-woord door Hans Bogers
Ik weet niet precies hoe het zit, maar als men het K woord gebruikt wil men het volledige woord, dat met de K begint kennelijk niet zeggen. Net zoals er religies zijn, die de naam van hun God niet mogen noemen. Ik zelf zat daar tot voor kort niet zo mee en noemde het beestje het liefst bij zijn naam. Kanker is kanker, dementie is dementie en God is God, wat kan er nou toch tegen zijn de woorden te gebruiken, die onze voorouders bedacht hebben.
Tot voor kort dus, want sinds de Amerikaanse presidentsverkiezingen en de uitslag daarvan ben ik toch gaan twijfelen. Opeens was daar het T woord, dat ik maar met moeite, of eigenlijk helemaal niet door mijn strot kon krijgen. En toen ik die T ook nog zijn hand zag leggen op een boek, dat ik toch wel serieus neem, en hem daarbij in vlekkeloos Engels hoorde zeggen: zo waarlijk helpe mij God almachtig, toen kon ik een gevoel van onpasselijkheid nog maar nauwelijks onder drukken. En de aanblik van het T hóófd maakte mijn gezondheidstoestand er bepaald niet beter op. Nee ik had het er echt moeilijk mee en ik wist me eigenlijk niet goed raad meer. Ik belandde in een maalstroom van alleen maar nare T’s en ik dreigde daarin te verdrinken, het T-woord werd me net als het B-woord en het G-woord, teveel, maar ik schoot er niets mee op. Deze dronkenschap zou me alleen maar een ongelofelijke kater opleveren, waar alleen ik last van zou hebben. Maar gelukkig net op tijd wist ik mezelf te herpakken met de vraag: Zijn er misschien T woorden, die het volledig uitspreken wel waard zijn en die niet als initialen van criminelen te boek hoeven te staan? En die vraag liet zich gemakkelijk met een ja beantwoorden. Een volmondig ja zelfs. De naam van Steenwijks eminente cultuurpaus begint met een T, de T van Toor. Jan Toor dus. Pas 90 jaar geworden. Winnaar van de Anne Beeltje Cultuurprijs, al een eeuwigheid echtgenoot van Wil met wie hij 55 jaar lief en leed heeft gedeeld. Die Jan Toor, die de beminnelijkheid, het positieve optimisme zelf is de verpersoonlijking van wat je hoop zou kunnen noemen. Toen ik laatst weer eens een recensie mocht schrijven vroeg Marijke, of ik het een beetje in de stijl van Jan Toor wou doen, “want die schrijft altijd zulke aardige stukjes.”
En met deze wat absurde hersenkronkel tussen twee T’s was mijn probleem over het T woord meteen uit de wereld.: Het heeft geen zin je wanhopig en onmachtig kwaad te maken als blijmakende vriendelijke goedheid binnen handbereik is.