Een medische geschiedenis (slot) door Hans Bogers
In de afgelopen twee columns heb ik u meegenomen langs ziekenhuizen in Oosterhout en Zwolle en u verteld over mijn daar beleefde avonturen. Vandaag sluit ik dit drieluik af met nog wat verhalen over het ziekenhuis De Tjongerschans in Heerenveen, dat via de lokale bewegwijzering (of is het wegbewijzering?) middels een onderbord staat aangegeven als ‘welgelegen’. Nou lijkt, dat een wat merkwaardige aanduiding en dat is ook zo. Toch heb ik in dat ziekenhuis de langste tijd van mijn gehospitaliseerde levensfase doorgebracht en net als met de ziekenhuizen in Meppel en Zwolle grote verbouwingen meegemaakt. Het begon allemaal met de aanschaf van nieuw meubilair in mijn werkkamer op het Heerenveense politiebureau. Ik werd daar overvallen door het syndroom van Wallenberg, met een zes weken durend verblijf in De Tjongerschans als gevolg. Alle details van dat verblijf zal ik u besparen, maar de opmerking van een verpleegster tegen haar collega, dat ze niet met iemand zoals ik getrouwd zou willen zijn ( omdat ik geen zin had me te laten scheren) en het antwoord van een patiënte op de vraag van een wanhopige zuster dat ze gewoon LEKKER wilde eten, staan me nog helder voor de geest. Eeuwig dankbaar ben ik nog de neuroloog, die me toestemming gaf m’n keyboard op de kamer te zetten, waardoor mijn herstel aanzienlijk werd versneld. Een later verblijf in het inmiddels geheel gerenoveerde Tjongerschans, met verpleegsters en broeders ook gerenoveerd, tot verpleegkundigen, leverde het volgende gedicht op.
Mededeling aan een patiënt.
De lijnen vullen gestaag het scherm.
Hoge bergen.
Diepe dalen.
De horizon loopt mee.
Als een rode draad.
De touretappe van morgen.
Ook al is het bijna Kerst.
Af en toe een kleine rimpeling.
Rode lampjes.
Kleine piepjes.
Starship The enterprise.
Beam me up.
Alleen de pijn word ik gewaar.
Een onduidelijke, vage pijn.
Een beetje bang
voor dreigend doodsgevaar.
Maar toch ook de onverklaarbare schaamte vooraf:
Geen zeur te willen zijn.
De knop.
De levenslijn.
Een vraag.
De verpleegster- de verpleegkundige-
Één en al zusterlijke geruststellendheid aan het bed.
Hoewel:
Een fronsend hoofd
Een vriendelijke stem
En dan,
Zo onverwacht
Een wonderschoon gedicht,
Dat alle pijn en angst verlicht.
Daar in De Tjongerschans
Midden in de nacht:
“Ik weet het fijne er niet van.
U bent patiënt van broeder Jan!”