Ze is er weer door Hans Bogers
Het voordeel van lange wandeltrainingen is, dat ik al lopende weg heel veel onderwerpen bedenk, die als basis kunnen dienen voor een nieuwe column. Veel te veel eigenlijk, maar dat is niet erg, want als je ze niet opschrijft, verdwijnen ze vaak weer met de zelfde snelheid als ze gekomen zijn. Maar soms, soms schrijf ik ze op en gebruik ik ze later ook echt. Zoals gisteren bijvoorbeeld. Ik maakte een korte wandeling via Willemsoord met als tussentop de ballentent, de ballaria, of de gehaktinette van Alie Stroeve. En onder het genot van een gouden toverbal en een glas Fryske landwijn schreef ik mijn columnieuze gedachtespinsels op een bierviltje. Normaal zou de terugtocht via het avontuurlijke pad van Willemsoord tot aan Witte Paarden, licht kronkelend tussen de A32 en de spoorbaan van Steenwijk naar Wolvega, mijn hoofd weer helemaal leeg hebben gemaakt, maar bij terugkomst op de basis had ik m’n brandbriefje nog. Volgeschreven met onderwerpen zoals het nieuwe wandelpad langs de wallen, de te verwachten discussie over de naam van Steenwijkerland – wordt het Weerribben- Wieden ( versie kerngroep Nationaal Park); wordt het Groot Giethoorn (versie Van der Tas, of wordt het Klein China (versie Bogers)- de herbenoeming voor nog eens zes jaar van Marja van der Tas als burgemeester, het nieuwe (slecht weer) onderkomen van Lute en Endrik bij Alberts Corner aan de Paardemarkt, mijn instortende gebit, of over de laatste stuiptrekkingen van ons Sinterklaasfeest. Onderwerpen te over dus. Meer dan ik in mijn columns kan verwerken, want ook mijn bestaan als sloscolumnist kent zijn grenzen en het onderwerp van mijn laatste column staat al vast. Desalniettemin, waar kiezen het droefst verliezen is, en ik dus een aarzelaar van de eerste orde ben, heb ik voor vandaag een keus gemaakt: Het vogeltje op ons terras. Vorig jaar was een klein vogeltje op het idee gekomen een nestje te bouwen in een open aan een muur bevestigd vogelhuisje op het terras. Wat voor soort vogeltje het was weet ik niet: een grijsachtig buikje, een bruinachtig verendek en aan weerszijden langs haar kopje vanaf haar oogjes een zwarte streep. Twee witte eitjes waren het resultaat van haar activiteiten en ze zat ze dan ook een tijdlang gezellig te broeden. Tot ze op een zeker moment verdween en niet meer terugkwam, het nestje in desolate toestand en de stuk gepikte eitjes op de grond achterlatend. Dat vogeltje is er nu weer. Haar nieuwe nestje is in opbouw en haar benaderingstactiek is nog precies hetzelfde als vorig jaar. Het zal wel weer niet goed aflopen vrees ik, want ploertige eksters, valse roeken en vileine vlaamse gaaien liggen alweer op de loer. Maar voor het zover is zal ik nog lang genieten van een lief klein vogeltje op ons terras.